NIPV-onderzoeker Johan Reinders: Industriële risico’s naderen de woonomgeving

 De energietransitie leidt tot veiligheidsrisico’s in de samenleving, waarover door de uitvoerende partijen en de overheid nog onvoldoende structureel wordt nagedacht. Die waarschuwing geeft onderzoeker Johan Reinders van het NIPV. Tijdens de netwerkdag van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) op 14 november verzorgde hij een workshop over risico’s en scenario’s die samenhangen met de introductie van nieuwe energiebronnen en het transport en de opslag van energie. Risico’s en scenario’s die, door de brede toepassing en schaalvergroting, ook steeds meer de woonomgeving binnensluipen. Een ontwikkeling waarop regelgevende overheden en de veiligheidsregio’s antwoorden zullen moeten formuleren.

Dat de energietransitie noodzakelijk is om het tempo van de klimaatverandering af te remmen, staat buiten kijf. Verduurzaming door de overschakeling naar groene energiebronnen, zoals wind- en zonne-energie, waterstof en biobrandstoffen, moet leiden tot een significant lagere CO2-uitstoot. Maar in de snelheid en het enthousiasme waarmee die transitie zich ontvouwt, krijgen de veiligheidsrisico’s volgens Reinders onvoldoende gestructureerde aandacht.

Onderschatting risico’s

Reinders vat samen: “Door het tempo van de transitie loopt de regelgeving achter op de realiteit, waardoor er voor allerlei vormen van productie, opslag en transport van hernieuwbare energie nog geen heldere veiligheidsregelgeving is. In de energietransitie zijn nieuwe, vaak commerciële, partijen actief met onvoldoende ervaring en risicobesef over de impact van hun activiteiten op de omgevingsveiligheid. Ook zien we dat risico’s, die eerder vooral speelden in de industriële omgeving, zoals toxische stoffen, hoge druk en hoge vermogens, steeds meer in de woonomgeving worden geïntroduceerd. Denk bijvoorbeeld aan waterstofopslag in containers bij generatoren op evenemententerreinen. Maar ook aan buurt- en thuisbatterijen met grote hoeveelheden lithium-ion batterijen als energiedrager. Door het thuis opwekken en opslaan van energie worden burgers in feite ondeskundige en ongetrainde procesoperators zonder veiligheidskennis. Samenvattend: in onze haast om ‘de planeet te redden’, zijn we geneigd de risico’s voor de woonomgeving en de hulpdiensten te onderschatten.”

Batterijrisico’s

Een belangrijk veiligheidsissue in de woonomgeving vormen de steeds grotere volumes lithium-ion batterijen voor energieopslag. Zowel kleine eenheden in allerlei elektrische apparaten, fietsen, scooters en auto’s, als grootschalige systemen (EOS) in of bij woonwijken en bedrijventerreinen en zelfs thuisbatterijen in woningen en wooncomplexen. De reden voor de sterke volumegroei van die opslag: slechts een beperkt gedeelte van de opgewekte stroom wordt direct gebruikt (voor particuliere huishoudens is dit zo’n 30 procent). De rest moet dus worden opgeslagen voor later gebruik, om het rendement van groene stroom te verhogen. Door deze trend neemt de behoefte aan de opslag van energie in batterijen toe: Grootschalig op bedrijventerreinen, maar ook in stedelijke gebieden en in de vorm van thuisbatterijen in particuliere woningen (zeker bij afschaffing van de salderingsregeling).

Relevante risico’s bij ontbranding van beschadigde of anderszins onstabiele batterijen zijn steekvlammen, explosie, rondvliegende fragmenten en toxische dampen. Reinders becijfert dat, afhankelijk van de grootte van de batterij en de omgeving, de contour voor dodelijke toxische effectafstand (waterstoffluoride) wel op zo’n 50 meter van de bron kan liggen en voor niet dodelijke gezondheidseffecten nog verder. Maar er zijn meer effecten om rekening mee te houden voor met name de hulpdiensten die bij zo’n incident moeten optreden. Zo werd bij de bestrijding van een brand in een thuisbatterij op een agrarisch bedrijf het bluswater door het daarin opgeloste lithiumhydroxide zo basisch dat enkele brandweerlieden brandwonden aan hun handen opliepen.

Waterstof

Ook waterstof wordt een steeds belangrijker alternatieve energiebron. Voor de industrie, maar ook in de woonomgeving. Er verschijnen steeds meer waterstoftankstations, en er rijden waterstofauto’s rond waarin de benodigde waterstof onder hoge druk (tot wel 700 bar) is opgeslagen. Maar waterstof is ook een ‘tussenmedium’ om het overschot aan opgewekte groene stroom tijdelijk in op te slaan. Daarvoor worden elektrolysers gebruikt, die water splitsen in waterstof en zuurstof. Maar waar komen die apparaten te staan als de behoefte voor het omzetten van stroom in waterstof groeit? En wat zijn de omgevingsrisico’s bij lekkage of brand?

De risico’s van waterstof bij een incident hangen volgens Reinders af van de vorm waarin het wordt opgeslagen en getransporteerd. Bij opslag onder hoge druk in gasvorm is de hittestraling van een fakkelbrand een belangrijk risico, hoewel als gevolg van de eigenschappen van waterstof de fakkellengte wel snel zal afnemen, doordat de druk in de cilinders snel daalt. Verder kan bij een waterstoflek een explosief gasmengsel ontstaan. Bij waterstoftransport en -opslag in gebonden vorm, kunnen andere risico’s ontstaan, bijvoorbeeld wanneer ammoniak als drager wordt gebruikt (toxisch) of dimethylether, een tot vloeistof verdicht gas. Dan is bij brand een BLEVE een denkbaar scenario, met een dodelijke effectafstand tot 250 meter.

Leidingcorridors

In zijn presentatie zette Reinders alle relevante veiligheidsaspecten van de energietransitie, nieuwe energiebronnen en transportmodaliteiten op een rij, met de mogelijke scenario’s en hun effectafstanden als het misgaat. Ook leidingtracés kwamen aan bod. Waterstof zal in toenemende mate ook via leidingnetten worden getransporteerd, naar industrieën, maar ook naar woonwijken. Ook leidingtracés voor ammoniak, als waterstofdrager, worden voorzien, met mogelijk een groot omgevingsrisico door het toxisch effect.

Reinders: “Zo’n 20 jaar geleden werden beleidsbeslissingen genomen om het vervoer van extreem gevaarlijke stoffen zoals ammoniak, maar ook chloor, via het spoor en andere modaliteiten, zo veel mogelijk uit te bannen. Maar nu wordt weer volop discussie gevoerd over onder andere de aanleg van nieuwe pijpleidingen door Nederland voor transport van ammoniak als energiedrager. Een ook niet te onderschatten risico vormen de al bestaande en nog aan te leggen pijpleidingen voor CO2-transport. Het broeikasgas wordt steeds meer afgevangen in de industrie en vervolgens getransporteerd naar bijvoorbeeld kassengebieden of naar onderzeese opslaglocaties. Ook CO2 heeft een toxisch en vooral verstikkend effect, met onder bepaalde atmosferische condities een lethale effectafstand tot bijna een kilometer, uitgaande van het falen van een 66 centimeter pijpleiding. Dat is wel iets om in het risicobeheersingsproces rond ruimtelijke ontwikkelingen rekening mee te houden.”

Alle beschreven trends en ontwikkelingen in de significant veranderende energiemarkt, met als issues schaal- en volumevegroting, nieuwe brandstoffen, transport- en opslagvoorzieningen, moeten volgens Reinders de energietransitie tot een ‘hot topic’ maken in de samenleving. Zowel voor de beleidsmakers, die met heldere veiligheidsregelgeving moeten komen, als voor de veiligheidsregio’s en de operationele diensten, die aan de slag moeten met scenario’s en handelingsperspectief. “Anders blijven we, zowel qua risicobeheersing als incidentbestrijding, achter de feiten aanlopen.”

Meer informatie: Scenarioboeken Omgevingsveiligheid

Op de website Scenarioboeken Omgevingsveiligheid staan drie scenarioboeken die inzicht geven in ongevalsscenario’s met gevaarlijke stoffen rondom externe veiligheid, energietransitie en industriële veiligheid.