In maart meer werkenden en minder werklozen

In de afgelopen drie maanden daalde het aantal werklozen met gemiddeld 14.000 per maand. Daarmee kwam het aantal werklozen in maart 2022 op 327.000. Dat is 3,3% van de beroepsbevolking. Het aantal werkenden van 15 tot 75 jaar nam in dezelfde periode met gemiddeld 37.000 per maand toe tot 9,5 miljoen. De toename van het aantal werkenden was relatief sterk bij jongeren. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers over de beroepsbevolking. UWV registreerde eind maart 184.000 lopende WW-uitkeringen.

In maart hadden 3,7 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,4 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct beschikbaar zijn voor werk. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 22.000 per maand gedaald.

Werkloosheidspercentage in maart verder afgenomen

Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator zijn mensen werkloos als ze geen betaald werk hebben, maar daar wel recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn. Dit cijfer heeft betrekking op de bevolking van 15 tot 75 jaar. Tussen februari en juli 2020, bij het begin van de coronacrisis, nam het werkloosheidspercentage toe van 4,0 naar 5,5. Vervolgens is de werkloosheid vrijwel voortdurend afgenomen tot 3,3% van de beroepsbevolking in maart van dit jaar. Dat is het laagste percentage in de reeks met maandcijfers vanaf 2003.

Eind maart 2022 verstrekte UWV 184.000 WW-uitkeringen. Dat zijn er 3,600 minder dan eind februari, een afname van 1,9%. In vergelijking met maart 2021 is het aantal WW-uitkeringen met 98.000 gedaald, een daling van 34,8% op jaarbasis. In de sector horeca en catering was de afname van het aantal WW-uitkeringen ten opzichte van eind februari 2022 het grootst (-7,1%). In februari was het aantal uitkeringen in deze sector ook al met 4,0% gedaald. Het einde van de contactbeperkende maatregelen heeft daaraan bijgedragen.Ook in de landbouw is het aantal uitkeringen verder gedaald (-5,6%). Dat blijkt ook uit de ontwikkeling van het aantal WW-uitkeringen van agrarische beroepen. Dat nam af met 9,1% in maart 2022. Hierbij speelt het seizoen een belangrijke rol.

Sterke toename nettoarbeidsparticipatie jongeren

In maart waren er 9,5 miljoen werkenden. Dat zijn er 110.000 meer dan drie maanden eerder, in december. Van die 110.000 was een relatief groot deel jonger dan 25 jaar, namelijk 41.000. De nettoarbeidsparticipatie van jongeren steeg daardoor naar 75,6% in maart. In december was dat nog 73,7%. Ook onder de 25- tot 45-jarigen en 45-plussers nam de nettoarbeidsparticipatie in de periode december-maart toe, maar wel minder (voor beide groepen 0,5 procentpunt).De verdere daling van het aantal werklozen in de afgelopen drie maanden is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking.  

In maart waren 327.000 mensen werkloos. Drie maanden eerder, in december, waren er 369.000 werklozen. In deze periode nam het aantal werklozen dus met 42.000 af (gemiddeld 14.000 per maand). De werkloosheid kan afnemen doordat werklozen werk vinden of zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. Daartegenover staat de toestroom naar werkloosheid vanuit de werkenden en vanuit de niet-beroepsbevolking.

De afgelopen drie maanden waren er meer werklozen die werk vonden dan er werkenden werkloos raakten, waardoor de werkloosheid per saldo daalde met 64.000. Deze daling werd gedempt doordat het aantal mensen dat zonder direct resultaat op zoek ging naar werk (van niet-beroepsbevolking naar werkloos) groter was dan het aantal mensen dat stopte met zoeken en/of niet beschikbaar was (van werkloos naar niet-beroepsbevolking). Per saldo was er een toestroom van 23.000 werklozen vanuit de niet-beroepsbevolking.

Baanverlies in maart op laagtepunt

In de periode van december 2021 tot en met maart 2022 verloren 85.000 werkenden hun baan waarna ze werkloos werden. Dat is het laagste aantal sinds het CBS in 2003 begon met het meten hiervan.Er is een voortdurende uitwisseling tussen de werkzame beroepsbevolking, de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking. Zo werden tussen december en maart 202.000 mensen werkloos, van wie 85.000 in december betaald werk hadden (ze kwamen uit de werkzame beroepsbevolking) en 117.000 niet (zij behoorden eerder niet tot de beroepsbevolking). Tegelijkertijd gingen er 243.000 werklozen af doordat ze werk vonden (149.000) of niet langer werk zochten en/of hiervoor beschikbaar waren (94.000). Het saldo van de vier stromen kwam, met afrondingsverschillen, uit op -42.000.

Het aantal baanverliezers van 85.000 is het laagste sinds de start van de meting in 2003. In het begin van de coronapandemie, in juni 2020, hadden op het hoogtepunt nog 196.000 werkenden hun baan verloren en waren werkloos geworden. Het aantal werkenden dat uitstroomde naar de niet-beroepsbevolking nam het afgelopen half jaar licht toe, maar daalde in maart weer naar 193.000.

Meer mensen direct aan het werk vanuit de niet-beroepsbevolking

Ook de ontwikkeling van de werkzame beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking is onderhevig aan vier stromen. Zo groeide de werkzame beroepsbevolking tussen december en maart het meest doordat mensen vanuit de niet-beroepsbevolking direct betaald werk vonden (238 duizend). De tegengestelde stroom was ook omvangrijk, maar toch een stuk kleiner (193 duizend). Samen met de stromen tussen de werkloze en werkzame beroepsbevolking resulteerde dit per saldo in een toename van 110 duizend werkenden.

Al sinds juni 2021 groeit de werkzame beroepsbevolking elke maand ten opzichte van drie maanden eerder. Met andere woorden: de instroom is in die periode groter geweest dan de uitstroom. In 2020 en 2021, tijdens de coronapandemie, zijn er een paar hevige schommelingen geweest in deze stromen. In beide jaren was er een sterke daling in de instroom naar werk. In 2020 ging dat gepaard met een piek in de uitstroom; in 2021 bleef die piek uit. In beide jaren volgde een snel herstel naar de niveaus van voor corona