Half miljoen mensen kregen Tozo-uitkering in 2020

In 2020 hebben gemeenten aan 501.000 personen een Tozo-uitkering voor levensonderhoud verstrekt als ondersteuning tijdens de coronacrisis. Dit blijkt uit definitieve cijfers over het gebruik van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), die het CBS onlangs heeft samengesteld. Dit aantal komt overeen met 3,5% van de 18-plussers in Nederland.

De Tozo-regeling is (met terugwerkende kracht) ingegaan vanaf 1 maart 2020, kort na het uitbreken van de coronapandemie. Een Tozo-uitkering wordt verstrekt aan huishoudens. Dit betekent dat partners in een huishouden worden meegeteld als ontvanger van een Tozo-uitkering. Bij 401.000 personen was sprake van een meerpersoonshuishouden. Voor 93.000 personen ging het om een huishouden zonder partner en in 8.000 gevallen was sprake van een andere situatie of kon het niet worden vastgesteld.

Naast uitkeringen voor levensonderhoud, konden zelfstandig ondernemers binnen de Tozo-regeling ook aanspraak maken op een lening voor bedrijfskapitaal. Hiervan hebben 42.000 zelfstandigen gebruikgemaakt in 2020, van wie 35.000 ook een Tozo-uitkering voor levensonderhoud kregen.

Naar verhouding veel steun naar dienstverlening en cultuur

De 501.000 ontvangers van een Tozo-uitkering hadden samen circa 330.000 bedrijven. Ruim 16% van die ondernemingen, 53.000, wordt gerekend tot de bedrijfstak specialistische zakelijke diensten. Onder deze noemer vallen onder meer architecten- en ingenieursbureaus, advocatenkantoren, accountants en belastingconsulenten. Met 15,2% van de 1,6 miljoen zelfstandigen die Nederland in 2020 telde, heeft deze bedrijfstak op een na de meeste zelfstandigen.

In de bedrijfstakken overige dienstverlening (o.a. kapperszaken en schoonheidssalons, reparatiebedrijven van consumentenartikelen) en cultuur, sport en recreatie is relatief veel gebruikgemaakt van de Tozo-regeling. Daarbij is per bedrijfstak het aandeel van alle bedrijven van Tozo-ontvangers vergeleken met het aandeel van alle zelfstandigen. Ook in de bedrijfstak onderwijs, in de horeca en in vervoer en opslag zijn volgens deze vergelijking relatief veel Tozo-uitkeringen ontvangen.


In de bedrijfstak met de meeste zelfstandigen, verhuur en overige zakelijke diensten (bijna 17% van het totaal), waren daarentegen relatief weinig bedrijven van personen met een Tozo-uitkering. 4,5% van de bedrijven van Tozo-ontvangers viel in deze bedrijfstak, met onder andere verhuurbedrijven van roerende goederen, reisbemiddeling, schoonmaakbedrijven, beveiligingsdiensten en arbeidsbemiddeling.

Relatief weinig personen met een Tozo-uitkering onder de 27 jaar

Bijna de helft van de Tozo-ontvangers, 242.000, was tussen de 45 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd (66 jaar en 4 maanden). Hiermee had circa 4,7% van de inwoners van Nederland in deze leeftijdscategorie een Tozo-uitkering voor levensonderhoud. Het relatieve gebruik van Tozo in de leeftijdsgroep 27 tot 45 jaar lag wat hoger, namelijk op 5,6%, overeenkomend met 219.000 personen. Jongeren deden het minst een beroep op de ondersteuningsregeling. Van personen tot 27 jaar hadden 35.000 een Tozo-uitkering, 1,8% van die leeftijdscategorie. Tot slot hebben ook ruim 4.000 mensen ouder dan de AOW-leeftijd een Tozo-uitkering ontvangen.

Ongeveer evenveel mannen als vrouwen kregen een Tozo-uitkering: 53,0 en 47,0%. Deze verdeling is vergelijkbaar met die van de zelfstandigen in 2020, waar de verdeling respectievelijk bijna 51 tegen ruim 49% is.

In Amsterdam veel inwoners met Tozo-uitkering

Van degenen die een Tozo-uitkering voor levensonderhoud kregen, woonde 23% in een van de vier grote steden, van wie de helft in Amsterdam. Van de vier grote steden had Amsterdam ook de hoogste uitkeringsgraad onder inwoners boven de 18 jaar (7,8%). In Rotterdam, Den Haag en Utrecht lagen de percentages tussen de 4,1 en 4,9. De hoofdstad staat ook hoog op de lijst van gemeenten met de hoogste Tozo-uitkeringspercentages. Alleen in de kleine gemeenten Vlieland, Terschelling en Ameland waren die percentages hoger.