Het
pensioenvermogen steeg weliswaar in 2023, maar toch staan de pensioenfondsen er
begin 2024 iets minder goed voor dan een jaar geleden. De laatste twee maanden
van 2023 lieten een forse daling van de rente zien, waardoor per saldo de
dekkingsgraden in 2023 gedaald zijn. De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad
van de Nederlandse pensioenfondsen is in 2023 gedaald van 117% naar 115%.Door
de positieve beleggingsrendementen nam het vermogen van pensioenfondsen toe in
2023. De rente steeg in de eerste drie kwartalen van 2023, maar daalde fors in
de laatste maanden van 2023. Over het gehele jaar 2023 daalde per saldo de
rente. Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon, die dagelijks de hoogte van
de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt.
De indicatieve beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad
van de afgelopen twaalf maanden, daalde in 2023 van 120% naar 119%.
Pensioenkortingen lijken met dit gemiddelde bij vrijwel alle fondsen nog steeds
van de baan. Net als in 2022 kunnen veel pensioenfondsen over 2023 indexaties
toekennen. De indexatie per 1 januari 2024 zal minder fors zijn dan voorgaand
jaar, omdat de inflatie lager was in 2023 dan in 2022 en pensioenfondsen ook
rekening houden met de transitie naar het nieuwe stelsel.
2023 mooi jaar voor beleggingen
Begin 2023 waren de verwachtingen voor de financiële markten niet bijzonder
goed: hoge inflatie, kans op hogere financieringslasten, krappe arbeidsmarkt,
een toenemende kans op recessie en zorgen over de winsten bij bedrijven.
Gedurende het jaar nam de inflatie verder af. De bedrijfswinsten vielen niet
tegen, wat de aandelenmarkten gestaag liet oplopen. De rente in de eurozone
werd door de Europese Centrale Bank (ECB) verhoogd van 2% in januari naar 4% in
september. Het derde kwartaal was slecht door de kans op verdere verhoging als
de inflatie niet meer naar de doelstelling bewoog. Dit verhoogde de verwachting
ten aanzien van een recessie. De olieprijzen daalden in de tussentijd ook op de
afnemende economische groei.
Eind november was de inflatie in Amerika verder gedaald naar 3,1% en in Europa naar 2,4%, terwijl deze een jaar eerder nog respectievelijk 8% en 10% was. In december gaf de Fed aan dat zij verwacht dat de rente in 2024 kan worden verlaagd. De ECB is nog niet zover en zal zolang als nodig zorgen voor voldoende restrictief beleid. De rente op kapitaalmarkten daalde vervolgens sterk. Zo daalde de 30-jarige swaprente met 0,35% in de laatste maand van het jaar. De aandelenmarkten reageerden positief en zorgden in december voor een stijging van 3,7%. De obligatieportefeuille steeg 10% door de goede resultaten op de lange obligaties, de meer risicovolle bedrijfsobligaties en emerging market debt. Op portefeuilleniveau kwam het rendement in december uit op 6,3%.
Tegen alle verwachtingen in stegen in 2023 de aandelen van ontwikkelde landen met ruim 20%. Amerika, zwaar gewogen in technologie, was de beste regio met 22,8%, gevolgd door Europa met 16% ondanks een oorlog op het continent. Emerging markets aandelen stelden wat teleur met een stijging van 6,5% vanwege de 14% daling van de Chinese aandelen die last hebben van de achterblijvende Chinese groei. Zonder China stegen de emerging markets ruim 16%. Binnen de aandelensectoren waren de grootste verschillen zichtbaar. De IT-sector presteerde met 48% veruit het beste, gevolgd door Communication services met 33,5% en Consumer discretionary met 30,9%. De rentegevoelige sectoren zoals Utilities en Vastgoed daalden juist met respectievelijk 2,2% en 7,5%. De energiesector behaalde dit jaar geen rendement als gevolg van de dalende olieprijzen.
Op de vastrentende markten zorgden de gedaalde rente en creditspreads, als gevolg van de kleinere kans op inflatie en recessie, voor een positief rendement. Zo behaalden credits, high yield en emerging market debt allen positieve rendementen van respectievelijk 8,2%, 11,0% en 9,5%.
Swaprente
gedaald, verplichtingen gestegen en vermogen gestegen in december
De rente daalde fors in december. Per saldo daalde in een maand tijd de
risicovrije rente over de eerste veertig jaar met gemiddeld 43 basispunten. De
Ultimate Forward Rate (UFR), waarmee pensioenfondsen de waarde van hun
toekomstige verplichtingen berekenen, kwam uit op 1,4%. Door de rentedaling nam
de waarde van de verplichtingen toe met ruim 8%.
De grote pensioenfondsen hebben reeds aangekondigd om per 1 januari 2024 de pensioenen te indexeren. Zo indexeert ABP met 3,03% en PFZW met 4,8%. Deze indexatie hebben deze pensioenfondsen al verwerkt in de dekkingsgraad eind 2023, waardoor de dekkingsgraden verder zijn gedaald.
Door de stijging van het vermogen in december met circa 6%, bleef de daling van de dekkingsgraad over de maand december beperkt tot circa 6%, waarvan circa 3 à 4% veroorzaakt door de toegekende indexaties bij de grote pensioenfondsen.
Terugblik Inflatie en indexatie
De dekkingsgraad is in 2023 licht verslechterd ten opzichte van 2022. Voor het
gros van de pensioenfondsen is de dekkingsgraad eind 2023 nog dusdanig dat
indexatie mogelijk is. Dit betekent echter niet dat de gepensioneerden net als
vorig jaar kunnen rekenen op een forse indexatie. Voor veel pensioenregelingen
geldt namelijk dat de indexatie gekoppeld is aan de inflatie over het afgelopen
jaar. Waar we in 2022 een forse inflatie zagen, onder andere door oplopende
energieprijzen, is de inflatie over 2023 beperkt (of zelfs negatief).
De Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is nog steeds van kracht en zorgt er voor dat onder voorwaarden gemiste indexatie per 1 januari 2024 (gedeeltelijk) kan worden gerepareerd. Het is echter de vraag of veel fondsen hier gebruik van maken.
Een ander aspect dat van belang is, is dat de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel steeds dichterbij komt. “We zien dat fondsen, ondanks de belofte van het nieuwe stelsel, toch relatief veel buffers moeten vormen”, zegt Frank Driessen, CEO Wealth Solutions, Aon Nederland. Naast het verplichte minimaal vereiste vermogen, moet er een operationele reserve zijn, een kostenreserve, mogelijk een solidariteits- of risicodelingsreserve en veelal ook een compensatiedepot. Als je dat allemaal bij elkaar optelt kan dat zomaar om meer dan 10% aan buffers gaan. Fondsen zijn daarnaast erg voorzichtig in de aanloop naar het nieuwe stelsel. “Het is moeilijk uit te leggen dat er eerst geïndexeerd wordt en dat de dekkingsgraad vervolgens onder de benodigde invaardekkingsgraad zakt door economische omstandigheden”, zegt Driessen. Fondsen lijken daarom liever een slag om de arm te houden.
Wet
toekomst pensioenen
Ondanks de verschuivingen in het politieke landschap, is iedereen in
pensioenland inmiddels druk bezig met de overgang naar de Wet toekomst
pensioenen. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft ondanks de politieke turbulentie
aangedrongen op onverminderde focus op de transitie. De deadline van de
transitieplannen staat op 1 januari 2025. Sociale partners en fondsen zetten
stappen en komen verder met de invulling van het contract. “Al met al blijkt de
transitie een omvangrijk traject, waarbij de details soms nog moeilijk in te
vullen zijn. Daarnaast vindt de daadwerkelijke transitie vaak pas jaren later
plaats”, zegt Driessen. “Wij zien om die reden dat transitieplannen soms op
hoofdlijnen worden vastgesteld, om in een later stadium tot finale berekeningen
en exacte invulling te komen.”
Invaren
en compensatie
Bij de introductie van het nieuwe pensioenstelsel wordt de doorsneepremie
afgeschaft. Momenteel betalen ouderen en jongeren evenveel voor hun pensioen.
Achter de schermen wordt de premie herverdeeld, want pensioen voor ouderen is
duurder dan voor jongeren. In het nieuwe stelsel wordt er voor iedereen
evenveel toegezegd, maar dit gaat nu rechtstreeks naar de eigen pensioenpotjes.
Dat betekent dat de deelnemers die jaren betaald hebben voor de ouderen en
inmiddels 45 jaar of ouder zijn, nu minder pensioen kunnen gaan opbouwen. Er is
namelijk geen aanvulling meer vanuit de jongeren. Deze middengroep moet
gecompenseerd worden. “De overgang moet voor alle deelnemers evenwichtig
uitpakken”, zegt Driessen. “Dit is een belangrijk uitgangspunt waar sociale
partners en pensioenfondsen rekening mee moeten houden bij de overgang naar het
nieuwe pensioenstelsel en de vaststelling van compensatie. Het is belangrijk
dat partijen in beeld krijgen welke reserves benodigd zijn voor een
evenwichtige overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit is wel een zorg,
gezien er in de afgelopen jaren extra geld wordt uitgegeven aan
indexaties.”
Politiek
landschap
Het politieke landschap is na de verkiezingen in november 2023 behoorlijk
veranderd. Het is nog afwachten of dit ook gevolgen heeft voor de invulling van
de Wtp. Diverse politieke partijen hebben hun twijfels geuit bij bepaalde
aspecten uit de Wtp. Zo wil NSC niet verplicht invaren en deelnemers laten
instemmen hiermee. “Zou het zover komen, dan is het verkrijgen van instemming
van alle deelnemers/gepensioneerden een complexe klus. Het is een intensief
traject met een ongewisse uitkomst”, verwacht Driessen. Daarnaast zijn er
zorgen over de consequenties van het veranderen van de spelregels, waar al heel
veel in geïnvesteerd is door de sector.
Consolidatie
Op alle vlakken, niet alleen bij de pensioenfondsen zelf, maar ook de
uitvoeringsorganisaties en verzekeraars is er sprake van consolidatie geweest
in 2023. Deze trend zet zich voort waardoor het aantal pensioenfondsen, apf-en
en ppi’s verder afnemen. De overgang naar de Wtp maakt dat
uitvoeringsorganisaties en pensioenfondsen zich beraden op de toekomst. De
kleinere pensioenfondsen vragen zich af of ze nog naar het nieuwe stelsel over
willen, of dat dit dan toch het moment is om de verplichtingen elders onder te
brengen.
Vooruitblik 2024
Voorbereiding
Wtp
Nu de Wtp is aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer, moeten de
pensioenfondsen meters maken. De ingangsdatum van het wetsvoorstel is weliswaar
opgeschoven naar 1 juli 2023 en de uiterste transitiedatum is met een jaar
opgeschoven naar 1 januari 2028, maar de tussentijdse mijlpalen blijven in
tact. Dat betekent dat er 1 juli 2024 in concept overeenstemming moet zijn
tussen de sociale partners over de contractkeuze, het invaren en de
compensatie. “Sociale
partners en pensioenfondsen moeten flink aan de bak. De meeste partijen zijn al
aan de slag gegaan. Er is veel te doen. Vergis je niet in de hoeveelheid werk.
Dit is een enorme verandering. Neem iedereen daarom goed mee in het proces.
Goed inzicht hebben is belangrijk om alle keuzes te kunnen maken”, zegt
Driessen.
Communicatie
is key
Na de parlementaire behandeling is de Wtp ingewikkeld geworden, een stuk
ingewikkelder dan aanvankelijk beoogd. “Het pensioenbewustzijn is veelal laag
en met de omzetting naar persoonlijke potjes is het gevaar dat veel deelnemers
niet goed begrijpen wat er gebeurt. Daarbij komt dat deelnemers ook bepaalde
keuzes dienen te maken zoals een eenmalige uitkering, moment van ingang
pensioen en uitruil van nabestaandenpensioen. Een persoonlijk potje met 300.000
euro lijkt een enorm kapitaal, maar om 20 jaar een pensioen van jaarlijks
15.000 euro, ofwel bruto 1.250 euro per maand, uit te keren is dat niveau pure
noodzaak. Buiten de omzetting naar persoonlijke potjes verandert er nog veel
meer, zoals de opzet van het nabestaandenpensioen.”
Dit alles vraagt volgens hem nogal
wat om deelnemers daar goed in mee te nemen. Wij adviseren daarom om veel
aandacht te besteden aan communicatie. Wij pleiten ervoor dat iedere deelnemer
en werknemer het recht heeft op een persoonlijk pensioengesprek om goed
voorgelicht te worden over de verandering naar de nieuwe situatie en de te
maken keuzes en de gevolgen daarvan,” aldus Driessen.
Klimaat op de agenda
Ook voor financiële instellingen wordt het steeds belangrijker om zich te
verantwoorden waarin belegd wordt. In 2021 werd de Sustainable Finance
Disclosure Regulation (SFDR) van kracht. Dit houdt in dat duurzaamheidsrisico’s
gerapporteerd moeten worden, dat SFDR in beleggingsbeslissingen geïntegreerd
moeten worden en dat het bepalen van de waarschijnlijke effecten van
duurzaamheidsrisico’s op het rendement moet gebeuren. Driessen: “Klimaat heeft
de afgelopen jaren een steeds prominentere plaats op de agenda’s van
pensioenfondsen gekregen. Enerzijds vanuit wetgeving, maar ook vanuit de
besturen van de fondsen zelf en de deelnemers.