RIVM: Schadelijke stoffen bij branden met zonnepanelen

Om meer duurzame energie op te wekken, worden in Nederland steeds meer zonnepanelen geplaatst. Ze liggen bijvoorbeeld op bedrijfspanden en agrarische gebouwen. Als zo’n gebouw in brand vliegt, branden de zonnepanelen mee. Het is bekend dat roet en scherpe deeltjes van de zonnecellen (zonnecelscherven) dan in de omgeving terecht kunnen komen. Het RIVM heeft daarom met experimenten onderzocht wat het effect van een brand met zonnepanelen is op de gezondheid van mens en dier
.
Wanneer een zonnepaneel verbrandt, komen ongeveer dezelfde gevaarlijke stoffen vrij als bij een gemiddelde brand met elektronica en kunststoffen. Bij een gebouwbrand zijn de zonnepanelen op een dak maar een klein onderdeel van de totale brand. Daarom zal de rook van een brandend gebouw met zonnepanelen in de praktijk niet gevaarlijker zijn dan die bij een gewone brand.

De kleine hoeveelheden metalen die in de zonnepanelen zijn verwerkt, komen voor een deel terecht in de rook en in het roet dat op de bodem in de omgeving neerslaat. Dat kunnen verschillende metalen zijn, waarvan lood het meest schadelijk is voor de gezondheid. Daarnaast zijn polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) gevonden. PAK komen vrij als kunststoffen verbranden, en kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. Al deze stoffen zijn ook in kleine hoeveelheden op de scherven van zonnecellen gevonden. Als mensen of dieren in contact komen met rookstof of de zonnecelscherven zelf, kunnen zij deze stoffen binnenkrijgen. Aangezien dit bijna nooit voorkomt en het om kleine hoeveelheden gaat, is de kans op gezondheidsschade heel erg klein.

Zonnecelscherven zijn erg dun en licht. Daardoor breken ze makkelijk en kunnen ze door een rookwolk over grote afstanden worden meegenomen. Dit gebeurt alleen als er een grote rookpluim is. In de praktijk speelt dit alleen bij branden in grote gebouwen. Ook de weersomstandigheden, zoals de windsterkte en -richting zijn van invloed op hoe scherven zich verspreiden.

Wanneer de scherven in een weiland terechtkomen, kunnen grazende dieren ze inslikken. Dat kan schadelijk zijn voor hun maag- en darmstelsel. Afhankelijk van de locatie (weiland of speeltuin) en de hoeveelheid scherven, kan het nodig zijn ze uit voorzorg op te ruimen. Het RIVM adviseert vanwege dit voorzorgsprincipe om hier landelijk beleid voor te maken.

.