Asbestslachtoffers ontvangen ruim € 12 miljoen financiële tegemoetkoming

Nog dagelijks worden mensen ziek door de blootstelling aan asbest in het verleden. Voor asbestslachtoffers is er een tegemoetkomingsregeling van de overheid. In 2023 is ruim twaalf miljoen euro toegekend aan 522 mensen die zich bij het Instituut Asbestslachtoffers (IAS) hebben gemeld. De meeste asbestslachtoffers komen uit de regio’s Zuid-Limburg, Rijnmond, IJmond, Zeeland en Twente. Onder hen zijn relatief veel (voormalige) timmerlieden, monteurs, machinebankwerkers, elektromonteurs, isoleerders, lassers, mijnwerkers en mensen uit de scheepsbouw. Ook is er een groep mensen die de ziekte door de blootstelling aan asbest in de leefomgeving en het milieu heeft opgelopen.

Sinds 1993 geldt in Nederland een wettelijk verbod op het gebruik van asbest. Toch worden nog dagelijks mensen ziek door de blootstelling aan asbest. Dit komt door de vaak lange tijd tussen het contact en de diagnose van de ziekten mesothelioom (asbestkanker) en asbestose. Asbestslachtoffers kunnen zich melden bij het IAS. Als aantoonbaar kan worden gemaakt dat de ziekte daadwerkelijk door asbest komt, ontvangen mensen zo snel mogelijk een financiële tegemoetkoming van de overheid (in 2023 bedroeg deze € 22.839,-). Emiel Rolink, directeur IAS: “De tegemoetkomingsregeling is er om maatschappelijke erkenning te geven aan de asbestslachtoffers. En om de juridische lijdensweg voor het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of schadevergoeding te bekorten. Helaas hebben veel mensen nadat de diagnose is gesteld nog maar kort te leven.”

Aanzienlijke regionale spreiding
In sommige gebieden in Nederland zijn relatief meer asbestslachtoffers. Hier is in het verleden intensiever met asbest gewerkt, zoals in de scheepsbouw, bouw- en installatiebranche en industrie. Ook in gebieden rond voormalige asbestfabrieken zijn veel slachtoffers, zoals in Amsterdam, Goor en Harderwijk. De meeste slachtoffers die zich melden bij het IAS komen uit de regio’s Zuid-Limburg, Rijnmond, IJmond, Zeeland en Twente. In deze gebieden zijn twee keer zoveel asbestslachtoffers in vergelijking met andere regio’s.

Blootstelling aan asbest op het werk en in de leefomgeving en het milieu
Het grootste deel van de asbestslachtoffers is ziek geworden door de blootstelling op het werk. Zo zijn er onder de slachtoffers relatief veel (voormalige) timmerlieden, monteurs, machinebankwerkers, elektromonteurs, isoleerders, lassers, mijnwerkers en mensen uit de scheepsbouw. Bij één groep asbestslachtoffers wordt geen direct verband met het werk gevonden omdat blootstelling aan asbest in de leefomgeving of het milieu heeft plaatsgevonden. Voor deze mensen is er een aparte tegemoetkomingsregeling van de overheid.

Verjaring bemoeilijkt schadevergoeding
Als de ziekte is veroorzaakt door het werk, bemiddelt het IAS tussen het slachtoffer en de (voormalige) werkgever of de verzekeraar voor een schadevergoeding die substantieel hoger is dan de financiële tegemoetkoming van de overheid. In 2023 ontvingen negentig mensen een schadevergoeding waar een normbedrag van € 78.944,- voor geldt en die in specifieke gevallen hoger uitvalt.

Een deel van de bemiddelingen is echter niet succesvol. Hierbij kan het dienstverband niet aantoonbaar worden gemaakt, of wordt de blootstelling aan asbest betwist. Grootste struikelblok is de wettelijke verjaringstermijn voor asbestzaken van dertig jaar.

Dit betekent dat een werkgever zich erop kan beroepen dat de vordering is verjaard wanneer de laatste blootstelling aan asbest meer dan dertig jaar geleden heeft plaatsgevonden. Veel slachtoffers worden pas tientallen jaren na de blootstelling ziek. Daardoor geldt voor de meeste slachtoffers dat de vordering is verjaard voordat de schade aan het licht komt. In 2004 is deze verjaringstermijn voor nieuwe gevallen buiten werking gesteld. Maar omdat de wijziging geen terugwerkende kracht heeft, geldt deze niet voor asbestslachtoffers die vóór 2004 aan asbest zijn blootgesteld. Het gros van de slachtoffers is blootgesteld vóór 1993, de datum dat in Nederland het asbestverbod van kracht werd.

De bij het IAS betrokken convenantpartijen, waaronder VNO-NCW, MKB-Nederland en het Verbond van Verzekeraars, hebben in 2022 afgesproken dat in asbestzaken geen beroep meer wordt gedaan op verjaring. Deze afspraak is echter niet bindend voor werkgevers die niet bij genoemde werkgeverskoepels zijn aangesloten. Het IAS streeft naar een wijziging van de wettelijke verjaringsregeling, waarmee geen enkel asbestslachtoffer meer wordt geconfronteerd met de verjaring bij het verkrijgen van een schadevergoeding. In 2023 heeft hierover meermaals overleg plaatsgevonden met de Minister van Rechtsbescherming. Dit heeft helaas nog niet geresulteerd in de afschaffing van de verjaring voor mensen die vóór 2004 aan asbest zijn blootgesteld. Rolink: “We blijven ook in 2024 strijden voor het afschaffen van de verjaring van asbestschade, zodat er voor alle slachtoffers een einde komt aan dit onrecht Dat doen we door deze problematiek nu voor te leggen aan de Tweede Kamer.”