Miljardenverliezen voor verzekeraars na uitspraak gerechtshof Den Haag over woekerpolissen

Op de Amsterdamse beurs is van de grote verzekeraars NN en ASR in bijna twee dagen miljarden aan waarde verloren gegaan. Hun aandelen kelderen na een oordeel van het gerechtshof Den Haag over aan miljoenen consumenten verkochte beleggingsverzekeringen, beter bekend als woekerpolissen. Hoewel de juridische strijd tussen claimclubs en de verzekeraars zich nog jaren verder kan voortslepen, vrezen aandeelhouders wel dat er een gepeperde rekening wacht, meldt de NOS.

Dinsdag oordeelde het gerechtshof in Den Haag in zaken van Woekerpolis.nl tegen Nationale Nederlanden en Aegon dat de verzekeraars hun klanten hadden moeten waarschuwen voor alle risico’s en kosten. Ondertussen kregen de aandelen van NN en ASR, dat onlangs Aegon Nederland overnam, enorme klappen op de beurs. De handel in het aandeel NN werd woensdag zelfs tijdelijk stilgelegd. Analisten hadden berekeningen gemaakt van de kosten bij een algehele compensatie. Dit zou NN mogelijk zo’n 400 tot 500 miljoen euro gaan kosten. ASR heeft inmiddels laten weten in cassatie te gaan bij de Hoge Raad, net als NN.  

Mokerslag

De Vereniging Woekerpolis.nl noemt de uitspraak van het gerechtshof Den Haag ‘een mokerslag voor Nationale-Nederlanden in de woekerpolisaffaire’. “Het gerechtshof Den Haag heeft voor woekerpolisgedupeerden een positieve uitspraak gedaan in de zaak van de Vereniging Woekerpolis.nl tegen Nationale-Nederlanden. De verzekeraar heeft volgens het hof kosten ingehouden die niet met de klanten overeen waren gekomen. De uitspraak betekent na 10 jaar procederen een grote overwinning voor de en alle gedupeerde consumenten.” 

De vereniging vervolgt: “Het gerechtshof heeft bepaald dat het artikel in de polisvoorwaarden waarmee Nationale Nederlanden kosten inhield, als oneerlijk wordt aangemerkt. Dit betekent dat er geen geldige reden is om de eerste kosten, afsluit- en doorlopende provisie, incassokosten, administratiekosten en beheerkosten in te houden. Wat betreft de premie voor de overlijdensrisicodekking is het artikel niet vernietigd, maar het hof heeft vastgesteld dat de premiehoogte niet was afgesproken. Ook heeft Nationale Nederlanden nagelaten klanten te waarschuwen voor het hefboom- en inteereffect, wat ze wel hadden moeten doen. Voor het verwijt dat Nationale Nederlanden mogelijk onnodige transacties uitvoerde om extra kosten in rekening te brengen (churning), heeft het hof de verzekeraar toestemming gegeven om tegenbewijs te leveren. Het hof heeft hierover nog geen definitieve uitspraak gedaan.”

Aegon  

Na de uitspraak van het gerechtshof Den Haag in de zaak tegen Nationale-Nederlanden, heeft de rechter geoordeeld dat ook Aegon klanten moet compenseren voor woekerpolissen. De verzekeraar heeft volgens het hof kosten ingehouden die niet met de klanten overeen waren gekomen, aldus de Vereniging Woekerpolisaffaire.nl. 

‘Het meest verstrekkend is de uitspraak voor het product Fundplan. Het hof heeft vastgesteld dat Aegon zonder contractuele basis kosten heeft ingehouden voor zichzelf en de tussenpersoon. Deze kosten moeten aan klanten worden terugbetaald. Tevens was er geen overeenstemming over de hoogte van de overlijdensrisicopremie, afkoopkosten, wijzigingskosten en termijnopslagen. Ook bij de producten Koersplan en Vermogensplan ging Aegon in de fout. Het hof concludeert dat Aegon onvoldoende informatie heeft verstrekt over de overlijdensrisicopremie. Ook was er geen wilsovereenstemming over de hoogte van de premie, de beleggingskosten en de aan- en verkoopkosten.  In lijn met de eerdere uitspraken over Koersplan oordeelde het hof ook nog dat Aegon in diverse brochures die zij verstrekte onjuiste en misleidende eindkapitalen heeft vermeld.” 

NN is het niet eens met het tussenarrest en gaat in cassatie bij de Hoge Raad.NN is van mening dat het tussenvonnis een onjuiste uitleg geeft aan het recht en de maatschappelijke opvattingen die golden ten tijde van de verkoop van de unit-linked verzekeringen.Daarnaast is NN van mening dat het tussenarrest van het Hof niet in lijn is met het arrest van het Europese Hof van Justitie van 29 april 2015 en het prejudiciële arrest van de Hoge Raad van 11 februari 2022.