Het bedrijf Chemours in Dordrecht heeft onlangs een rapport gepubliceerd over de uitstoot van stoffen naar de lucht. Dit rapport, opgesteld door adviesbureau Witteveen+Bos in april van dit jaar, is beoordeeld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Op basis van deze beoordeling stelt de ILT vast dat het rapport op meerdere punten tekortschiet.
In overleg met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), de provincie Zuid-Holland, DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR) en de gemeente Dordrecht is besproken dat het rapport geen volledig beeld geeft van de uitgestoten stoffen. Zo zijn alleen stoffen meegenomen die in 2023 als ‘zeer zorgwekkende stoffen’ (ZZS) waren aangemerkt. Stoffen die pas later deze status kregen, zijn niet meegenomen. Ook blijven mogelijke risico’s buiten beeld die vaak niet onder vergunningen vallen, zoals neerslag van stoffen in de omgeving of vervuiling uit het verleden.
Gezondheidsrisico
De ILT benadrukt dat het positief is dat Chemours met het rapport laat zien werk te willen maken van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het rapport kwam tot stand na een oproep van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid om meer inzicht te geven in de risico’s voor de gezondheid van omwonenden. Toch kan de conclusie van Chemours dat er geen verhoogd gezondheidsrisico zou zijn, niet worden bevestigd: de beschikbare gegevens zijn daarvoor onvoldoende.
Bij de controle door het RIVM bleek namelijk dat cruciale informatie over berekeningen ontbreekt, zoals welke gegevens zijn gebruikt en hoe deze zijn getoetst. Hierdoor is niet vast te stellen of de conclusies in het rapport kloppen.
Aanvullend onderzoek
In gezamenlijk overleg hebben het ministerie van IenW, de ILT, de gemeente, de provincie en de omgevingsdienst met Chemours afgesproken dat het bedrijf op korte termijn een aanvullend onderzoek laat uitvoeren. In dat onderzoek wordt gekeken naar de uitstoot van stoffen die inmiddels ook als ZZS zijn erkend. Partijen blijven in contact met elkaar over dit aanvullend onderzoek.
Daarnaast werken de gemeente, provincie en het ministerie aan een intentieverklaring waarin concrete en toetsbare afspraken worden vastgelegd, ook over dit onderwerp.