Brandveiligheid van superhoge woongebouwen

Hoogbouw neemt toe in populariteit. In de SBR Handreiking Brandveiligheid van hoge gebouwen zijn maatregelpakketten gedefinieerd, waarmee gebouwen met een hoogste verblijfsgebied tussen 70 en 200 meter ontworpen kunnen worden. Maar inmiddels heeft Rotterdam een hoogbouwvisie ontwikkeld die gebouwen toestaat tot een hoogte van 250 meter. Deze hoogbouw tussen 200 en 400 meter wordt superhoogbouw genoemd. Hiervoor bestaat echter nog geen regelgeving, zo valt te lezen in een artikel op de website van brandveilig.com.

De Handreiking Brandveiligheid van hoge gebouwen is gebaseerd op een risico-analyse, gerelateerd aan het Bouwbesluit. De risico-analyse is vertaald naar actieve en passieve maatregelen, welke als maatregelpakketten zijn omschreven in de Handreiking. Deze risico-analyse zou ook toegepast kunnen worden om aan te tonen dat superhoogbouw minimaal even veilig zou (kunnen) zijn als laagbouw, zonder deze analyse om te zetten in maatregelpakketten.

Projectspecifiek

Voor superhoogbouw kan de risico-analyse probabilistisch worden uitgewerkt. Een dergelijke ‘performance based’ uitwerking is altijd projectspecifiek. Deze projectspecifieke kenmerken zouden aan de hand van een ‘framework’ geanalyseerd kunnen worden, waardoor een vergelijking gemaakt kan worden tussen laagbouw en superhoogbouw. Op deze manier kan aangetoond worden dat superhoogbouw even veilig zou kunnen zijn als laagbouw. Het framework wat hiervoor gebruikt kan worden is gebaseerd op de risico-subsystemen die in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) zijn opgenomen. De risico-subsystemen vallen onder de twee publiekrechtelijke hoofddoelen van het Bbl:

  1. persoonlijke veiligheid (van gebouwgebruikers en hulpdiensten);
  2. voorkomen van branduitbreiding naar aangrenzende percelen en aangrenzende gebouwen.

Aanbevelingen

De resultaten van het onderzoek resulteren in de volgende aanbevelingen:

  • Meer onderzoek naar de interne luchtdichtheid. Er is nog weinig bekend over de interne luchtdichtheid, terwijl deze wel effect heeft op de rookverspreiding in het gebouw en daarmee maatgevend is voor de vluchtmogelijkheden.
  • Onderzoek doen naar een nieuwe gevolgklasse in de Eurocode. Het Bbl en de Eurocode gaan er nu vanuit dat een gebouw mag bezwijken in geval van brand, met een grenswaarde aan de acceptabele faalkans. Wanneer er gedurende de levensduur van een superhoog woongebouw 3 keer in 100 jaar brand uitbreekt, is een scenario waarbij het gebouw kan bezwijken niet gewenst. Hier zou een gevolgklasse die strenger is dan CC3 volgens de Eurocode wenselijk zijn.
  • Mocht er een superhoog gebouw ontworpen en gebouwd worden dan zou een volledige ontruiming met gebruik van trappen niet aanbevolen zijn. Daarom gaat de derde aanbeveling over onderzoek naar andere ontruimingsconcepten, zoals gedeeltelijke ontruiming, ontruiming naar veilige verdiepingen, of het gebruik van liften.

Conclusie

Op basis van de beschouwde casus, waarin een superhoog woongebouw werd vergeleken met een laagbouw woongebouw, is het mogelijk om met een kwantitatief onderzoek met een probabilistische analyse een gelijkwaardigheid aan te tonen voor het superhoge woongebouw. Het gelijkwaardige niveau van brandveiligheid kan onderbouwd worden door het toepassen van een framework dat gebaseerd is op de risico-subsystemen die ook gebruikt worden in de Handreiking brandveiligheid van hoge gebouwen.

Het volledige artikel is hier te lezen

https://www.brandveilig.com/artikel/brandveiligheid-van-superhoge-woongebouwen-73631